Volgens Rechtbank Noord-Holland moet de arbeidsverhouding tussen een uitzendbureau en de zorgverleners worden aangemerkt als een fictieve dienstbetrekking. De naheffingsaanslag loonheffingen is terecht.

Belanghebbende, X bv, is een bemiddelings- en adviesbureau in de particuliere thuiszorg. X bv sluit samenwerkingsovereenkomsten met zorginstellingen A en B en een overeenkomst van opdracht met zorginstelling C. Uit een boekenonderzoek blijkt dat in de jaren 2007 en 2008 een deel van de uitbetaalde arbeidsvergoedingen niet zijn aangegeven door de betreffende zorgverleners in hun aangiften in/pvv. Gevolg is de aan X bv opgelegde naheffingsaanslag loonheffingen. De verschuldigde loonheffingen worden nageheven over 69,37% en 68,1% van de in respectievelijk de jaren 2007 en 2008 totaal uitbetaalde arbeidsvergoedingen minus de aan de personen met VAR-WUO uitbetaalde bedragen. X bv komt in beroep en stelt onder andere dat er geen sprake is van een fictieve dienstbetrekking tussen haar en de individuele zorgverleners. Volgens Rechtbank Noord-Holland dient de arbeidsverhouding tussen X bv en de individuele zorgverleners te worden aangemerkt als een fictieve dienst betrekking. X bv heeft overeenkomsten gesloten met de zorginstelling vanwege het leveren van zorg door gekwalificeerd personeel; de individuele zorgverleners hebben geen overeenkomsten gesloten met de zorginstellingen waar zij hun werkzaamheden verrichtten, maar zij maakten alleen met X bv afspraken. De uitzondering van artikel 2e, eerste lid van het Uitv.besl. lb 1965 is ook niet van toepassing. Het beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 2e

Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 2a

Wet op de loonbelasting 1964 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 27 augustus

21

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen