Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de heer X niet de vereiste IB-aangifte heeft gedaan zodat de bewijslast ten nadele van hem wordt omgekeerd en verzwaard. De vastgestelde winst uit onderneming is gebaseerd op een redelijke brutowinst van 7,73%. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

De heer X is een professionele autohandelaar. Volgens de btw-aangiften van 2013 is zijn omzet ruim € 2 miljoen. In geschil is de ambtshalve IB-aanslag over dat jaar. Pas in de bezwaarfase overlegt X een summiere verlies- en winstrekening en een krantenbericht over het gemiddelde rendement van autodealers. X meende dat hij geen aangifte hoefde te doen omdat hij zwaar verlies maakte. Rechtbank Gelderland handhaaft de aanslag met een winst uit onderneming van € 100.000, alsmede de verzuimboete van € 226. X gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2019/44.1.1) oordeelt dat X niet de vereiste aangifte heeft gedaan zodat de bewijslast ten nadele van hem wordt omgekeerd en verzwaard. De vastgestelde winst is gebaseerd op een redelijke brutowinst van 7,73%. Op de totale waarde van de banktegoeden van X per 1 januari 2013 ad € 735.865 kan geen vermeende schuld aan zijn moeder van $ 950.000 worden afgetrokken. X stelt ook vergeefs dat zowel het banksaldo als deze schuld tot zijn ondernemingsvermogen behoren. Het beroep van X is ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Informatiesoort: VN Vandaag

5