Rechtbank Zeeland-West-Brabant verwerpt de stelling van X dat hij tijdens het boekenonderzoek onvoldoende in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijzen naar voren te brengen. 

Belanghebbende, X, is ondernemer voor de omzetbelasting. Tijdens een boekenonderzoek verklaart de echtgenote van X, die de administratie verzorgt, dat zij bewust onjuiste informatie aan de accountant heeft verstrekt op basis waarvan de aangiften zijn ingediend. Dit is gebeurd om financiële redenen. De inspecteur legt een naheffingaanslag omzetbelasting op met vergrijpboete.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant verwerpt de stelling van X dat hij tijdens het boekenonderzoek onvoldoende in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijzen naar voren te brengen. X werd vertegenwoordigd door zijn echtgenote en accountant. Ondanks het ontbreken van een schriftelijke volmacht, mocht de inspecteur er van uitgaan dat zij gemachtigd waren nu er onder de gegeven omstandigheden sprake was van een schijn van volmacht (art. 3.61 lid 2 BW). De inspecteur heeft X tijdens het boekenonderzoek de mogelijkheid gegeven zijn zienswijzen naar voren te brengen en hem voorafgaande aan de oplegging van de naheffingsaanslag en boete van zijn voornemen hiertoe op de hoogte gesteld. De inspecteur heeft hiermee in voldoende mate hoor- en wederhoor toegepast. De boeten en naheffingsaanslag zijn terecht opgelegd. De boete wordt wel gematigd nu er verzachtende omstandigheden aanwezig zijn.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Burgerlijk Wetboek Boek 3 86

Algemene wet inzake rijksbelastingen 20

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

2

Gerelateerde artikelen