De Algemene Rekenkamer heeft in haar rapport ‘Focus op handhaving Belastingdienst bij schijnzelfstandigheid’ geconcludeerd dat de Belastingdienst terughoudend omgaat met de handhaving op schijnzelfstandigheid bij individuele opdrachtnemers.

Omdat het handhavingsmoratorium geldt voor de loonheffingen en niet voor de inkomstenbelasting kan er alleen een navorderingsaanslag voor de inkomstenbelasting worden opgelegd aan de opdrachtnemer. Bij de Belastingdienst zijn geen signalen bekend dat in een situatie van schijnzelfstandigheid een navorderingsaanslag inkomstenbelasting is opgelegd. Dat staat in de antwoorden van staatssecretaris Van Rij op de vragen van het lid Maatoug (GL) inzake naheffingen bij schijnzelfstandigheid.

Indien sprake is schijnzelfstandigheid en de loonheffing wordt nageheven bij de opdrachtgever, mag deze de ten onrechte niet ingehouden loonheffing in beginsel verhalen op de werknemer (opdrachtnemer). Of de werkgever daadwerkelijk een verhaalsrecht heeft, wordt bepaald door de uitleg van de overeenkomst tussen opdrachtgever en opdrachtnemer.

Op de vraag of een vrijwaringsclausule in de overeenkomst nietig is, antwoordt de staatssecretaris dat uit jurisprudentie moet blijken of schijnzelfstandigheid een voldoende grond vormt voor een beroep op de uitzondering dat een vrijwaringsclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

Nog in 2022 wordt de voortgangsbrief zzp naar de Kamer verzonden, waarin wordt aangeven hoe de handhaving op de kwalificatie van de arbeidsrelatie de komende tijd vorm gaat krijgen

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

23

Gerelateerde artikelen