Belanghebbende, X, houdt de aandelen in A bv. Uit een boekenonderzoek dat bij A bv is ingesteld, blijkt dat de administratie niet op orde is en dat er diverse privé-uitgaven als kosten zijn geboekt. Naar aanleiding van dit boekenonderzoek legt de inspecteur IB-(navorderings)aanslagen over 2000 en 2002 op aan X. Hierbij merkt de inspecteur onder andere uitgaven met betrekking tot de kosten van een auto, die één van de werknemers aan A bv ter beschikking had gesteld, aan als door X genoten winstuitdelingen van A bv. X beroept zich op het vertrouwen dat hij ontleent aan een eerder boekenonderzoek. Hof 's-Gravenhage verwerpt het beroep van X op het vertrouwensbeginsel. De Hoge Raad (29 juni 2012, nr. 11/00556) oordeelt dat het hof het beroep op het vertrouwensbeginsel onvoldoende gemotiveerd heeft verworpen en verwijst de zaak naar Hof Amsterdam.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat A bv ten behoeve van X kosten voor haar rekening heeft genomen en daarmee bewust en op niet zakelijke gronden een voordeel aan X ten goede heeft laten komen. Het hof wijst er hierbij op dat het beroep van A bv op het vertrouwensbeginsel in de VPB-procedure van A bv is verworpen. De correcties ter zake van de autokosten zijn volgens het hof correct. Ook heeft de inspecteur terecht een correctie doorgevoerd in verband met betalingen aan een vennootschap van de zoon van X. Voor deze betalingen is volgens het hof voor een bedrag van € 19.598 sprake van een uitdeling. Aangezien de inspecteur de bevoordeling in eerste instantie op € 84.531 had berekend, vermindert het hof de IB-aanslag 2002.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.12