X, een woningbouwcorporatie, vraagt bij het Stadsdeel Oud-Zuid van de gemeente Amsterdam splitsingsvergunningen aan voor de splitsing van een aantal complexen in appartementsrechten. Voor het in behandeling nemen van de aanvragen ontvangt X legesaanslagen van € 329.220 en € 267.840. Rechtbank Amsterdam oordeelt dat de gemeente voor het in behandeling nemen van de aanvraag van de splitsingsvergunning geen leges mag heffen omdat het algemene belang voorop staat en niet het individuele belang van X.
Hof Amsterdam is het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat bij de aanvraag van de splitsingsvergunning het algemeen belang voorop staat. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van X om de splitsingsvergunningen aan te vragen verband houdt met de afspraak (neergelegd in een convenant) die zij heeft gemaakt met de gemeente om het aantal koopwoningen drastisch te laten toenemen. De werkzaamheden die de gemeente heeft verricht voor de vergunningaanvraag dienen hierdoor rechtstreeks het publieke belang. Het hof oordeelt echter dat in het convenant geen verplichting is opgenomen voor individuele woningbouwcorporaties om een vooraf vastgesteld aantal woningen te verkopen. Het hof ziet niet in dat X de splitsingsvergunningen uitsluitend heeft aangevraagd om gemeentelijk beleid uit te voeren. Door het sluiten van het convenant werd het voor X mogelijk om splitsingsvergunningen te verkrijgen voor sociale huurwoningen en vervolgens de appartementsrechten te verkopen aan huurders. In zoverre verschillen de aanvragen van X niet van aanvragen die worden gedaan door particuliere eigenaren van onroerende zaken die splitsingsvergunningen aanvragen om appartementsrechten te kunnen verkopen. De dienstverlening door de gemeente in de vorm van het in behandeling nemen van aanvragen van splitsingsvergunningen is ten behoeve van een individualiseerbaar belang gedaan. Het hof kent X wel een schadevergoeding toe van € 3500 wegens overschrijding van de redelijke termijn.