Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv geen liquidatieverlies in aanmerking kan nemen. A heeft in 2010 namelijk nog geen betalingen aan D verricht, zodat hij nog geen regresvordering op X bv heeft verkregen, en X bv dus ook geen vordering op C bv heeft verkregen.

A houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. X bv houdt de aandelen in C bv. In 2008 verleent D bank een krediet van € 750.000 aan X bv en C bv. A stelt zich hierbij borg voor de lening. Ten aanzien van de borgtocht sluiten A en D separaat een overeenkomst. In deze overeenkomst stelt A zich borg voor al hetgeen D van X bv heeft te vorderen. C bv gaat in 2009 failliet, waarop D A aanspreekt als borg. In 2013 sluiten D, X bv en A een vaststellingsovereenkomst. Hierbij komen partijen overeen dat A € 293.000 aan D betaalt. A maakt vervolgens bedragen over naar X bv, die ze doorstort naar D. In geschil is of X bv in 2010 een liquidatieverlies in verband met de liquidatie van C bv in aanmerking kan nemen.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv geen liquidatieverlies in aanmerking kan nemen. De rechtbank overweegt daarbij dat A zich tegenover D slechts borg heeft gesteld voor de verplichtingen van X bv jegens D. Dat X bv en C bv beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verplichtingen uit de kredietovereenkomst acht de rechtbank niet van belang. Verder merkt de rechtbank op dat A in 2010 nog geen betalingen aan D heeft verricht, zodat hij nog geen regresvordering op X bv heeft verkregen, en X bv dus ook geen vordering op C bv heeft verkregen. Van een informele kapitaalstorting door X bv in C bv is in 2010 dan ook geen sprake. Het gelijk is aan de inspecteur.

Lees ook het thema Eigen vermogen versus vreemd vermogen in de vennootschapsbelasting.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13d

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 9 juni

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen