X wordt in 1996 eigenaar van een woonerf dat hij tot die tijd pachtte. Een taxateur van de belastingdienst stelt de waarde in verpachte staat van het woonerf bij aankoop vast op f 23.424 (€ 10.629,35) en de waarde vrij te aanvaarden op f 29.280 (€ 13.286,68). Het verschil tussen deze bedragen vormt het pachtersvoordeel van f 5856 (€ 2657,34). Het woonerf behoort tot het ondernemingsvermogen. In 2000 staakt X de onderneming. De winst ter zake van de overgang naar het privévermogen van het woonerf wordt door partijen als volgt berekend: onttrekkingswaarde f 170.625 (€ 77.426,25), zijnde 65% van f 262.500 (€ 119.117,30) in verband met zelfbewoning minus f 23.424 (10.629,35) [aankoopprijs en boekwaarde] = f 147.201 (€ 66.796,90). In zijn aangifte IB/PVV 2000 laat X het pachtersvoordeel buiten beschouwing. In geschil is of dit terecht is. Rechtbank Arnhem oordeelt dat de winst die bij de verkoop/onttrekking wordt behaald eerst moet worden toegerekend aan het pachtersvoordeel. Het pachtersvoordeel is belast omdat het niet voortkomt uit een onder de landbouwvrijstelling vallende waardeverandering. In hoger beroep stelt Hof Arnhem X in het gelijk. Het hof overweegt dat ingevolge HR 17 maart 1965, nr. 15.349, BNB 1965/160 in werkelijkheid niet behaalde winst of niet geleden verlies niet in de winstberekening mag worden betrokken. Nu de (vrijgestelde) waardeverandering van de grond (f 262.500 [€ 119.117,30] – f 29.280 [€ 13.286,68] = f 233.220 [€ 105.830,60]) meer bedraagt dan de belaste bestanddelen van de winst, is de landbouwvrijstelling van toepassing op de gehele boekwinst.
De Hoge Raad oordeelt dat X met de overbrenging van de woonkavel naar het privévermogen het pachtersvoordeel heeft gerealiseerd omdat de overbrenging is geschied in pachtvrije staat. Aan dit oordeel doet niet af dat X heeft besloten in de woning te blijven wonen en uit dien hoofde een waardedruk in aanmerking heeft genomen. Door de landbouwvrijstelling ook te laten gelden voor een niet door X gerealiseerd gedeelte van de waardeverandering, heeft het hof miskend dat deze vrijstelling alleen van toepassing is op waardeveranderingen die zijn gerealiseerd en in de boekwinst zijn begrepen. Het principale cassatieberoep van de staatssecretaris is gegrond. De Hoge Raad verwerpt het incidentele cassatieberoep van X, inhoudende dat bij de berekening van het pachtersvoordeel ook rekening moet worden gehouden met de waardedruk in verband met zelfbewoning. De Hoge Raad overweegt dat deze waardedruk geen element is van de waardedaling van de grond waarop de landbouwvrijstelling het oog heeft. Uit het arrest HR 8 februari 2002, nr. 37.196, BNB 2002/151 volgt niet iets anders. De Hoge Raad merkt daarbij nog op dat de landbouwvrijstelling geen hoger bedrag kan vertegenwoordigen dan het bedrag van de winst dat zonder deze vrijstelling zou zijn belast. Indien de gerealiseerde winst wordt gedrukt door de factor zelfbewoning, zal daardoor het bedrag van de onder de vrijstelling vallende winst dienovereenkomstig lager uitvallen. De Hoge Raad bevestigt de beslissing van Rechtbank Arnhem.