Hof Amsterdam oordeelt dat bij de verkrijging van de grond de daarop aanwezige opstallen in de door X betaalde prijs zijn begrepen. De naheffingsaanslag overdrachtsbelasting is correct.

 

Belanghebbende, X, sluit met F bv een overeenkomst met betrekking tot de economische gerechtigdheid tot een stuk grond. Op grond van deze overeenkomst zijn X en enkele andere personen vanaf 1 januari 2002 gerechtigd tot de waardeontwikkeling van het stuk grond. In de overeenkomst is opgenomen dat F bv zich het recht van erfpacht heeft voorbehouden. F bv betaalt jaarlijks een canon van € 158.784. X betaalt € 454.762 voor zijn aandeel. De inspecteur is van mening dat X overdrachtsbelasting verschuldigd is in verband met zijn gerechtigdheid tot het stuk grond. Rechtbank Haarlem oordeelt dat X – door natrekking – naast de economische (mede-)eigendom van de grond ook de economische (mede-)eigendom van het zich op de grond bevindende bedrijfsgebouw heeft verkregen. Dit houdt volgens de rechtbank in dat er sprake is van een verkrijging in de zin van art. 2 lid 2 WBR, zodat X overdrachtsbelasting is verschuldigd. De naheffingsaanslag overdrachtsbelasting blijft in stand.

Hof Amsterdam oordeelt dat bij de verkrijging van de grond de daarop aanwezige opstallen in de door X betaalde prijs zijn begrepen. Verder wijst het hof er op dat de naheffingsaanslag is gebaseerd op de door X betaalde prijs. Volgens het hof is er dan ook geen reden om van een lagere waarde uit te gaan. Het hof is verder van mening dat de verkrijging niet hoeft te worden verminderd met de waarde van de canon. Volgens het hof is X er namelijk niet in geslaagd om aan te tonen dat er een erfpachtsrecht is gevestigd. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 18 december

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen