Bloembollenkweker X verkoopt een stuk grasland. Hof Amsterdam oordeelt dat voor zover waardeverandering is veroorzaakt door de verwachting dat (onder voorwaarden) op het perceel agrarische schuren mogen worden gebouwd, deze waardeverandering onder de landbouwvrijstelling valt.

Belanghebbende, X, exploiteert een bloembollenkwekerij als hij in mei 2005 een perceel cultuurgrond verkoopt aan een derde voor € 140.000. Volgens X is de verkoopprijs (WEV) gelijk aan de waarde van de grond bij voortgezet agrarisch gebruik (WEVAB). De inspecteur daarentegen stelt de WEVAB vast op € 11.500 en belast € 128.500 als winst. X is het daar niet mee eens en geeft aan dat de WEVAB van het perceel hoger is omdat - op grond van het bestemmingsplan - de mogelijkheid aanwezig is dat op het perceel een agrarische woning en agrarische schuren kunnen worden gebouwd.

Hof Amsterdam oordeelt dat het bestemmingsplan een indicatie vormt van de potentiële agrarische gebruiksmogelijkheid van het perceel, omdat het perceel de bestemming agrarische bouwstede heeft. De betaalde prijs kan ook worden verklaard uit de kwaliteit van het perceel als potentiële plaats voor agrarische bebouwing. Dat betekent echter niet dat de gerealiseerde verkoopprijs voor het volledige bedrag onder de landbouwvrijstelling valt, aldus het hof. Voor zover de waardeverandering van het perceel is toe te rekenen aan de ondergrond van een (mogelijk) te bouwen bedrijfswoning is de landbouwvrijstelling namelijk niet van toepassing. Uit de door X overgelegde taxatie leidt het hof af dat aan het bouwen van een bedrijfswoning een meerwaarde van € 40.000 is toe te rekenen en vermindert het de winst met (€ 128.500 min € 40.000 =) € 88.500. Het hof verklaart het beroep van X gegrond en vernietigt de andersluidende uitspraak van rechtbank Haarlem.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

4

Gerelateerde artikelen