Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de keuze om spaarders en beleggers gelijk te behandelen in box 3 valt binnen de ruime beoordelingsmarge die de wetgever heeft. Het gelijkheidsbeginsel is dan niet geschonden. Dat de wetgever andere keuzes had kunnen maken, maakt dat niet anders. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X is het niet eens met de vermogensrendementsheffing. Zij is van mening dat de box 3-heffing onrechtmatig is. Ook is zij van mening dat de vermogensrendementsheffing in strijd is met het gelijkheidsbeginsel op basis van art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR, omdat spaartegoeden en beleggingen in het jaar 2015 binnen de vermogensrendementsheffing ten onrechte op dezelfde wijze worden belast.

Hof 's-Hertogenbosch (V-N 2020/35.1.2) oordeelt dat de rechter de innerlijke waarde of billijkheid van de wet niet mag beoordelen. Verder mag de rechter wetten niet aan de Grondwet toetsen. Het hof is dan ook niet bevoegd om over de onrechtmatigheid van de vermogensrendementsheffing te oordelen. Ook verwerpt het hof het beroep van X op het gelijkheidsbeginsel. De keuze om spaarders en beleggers gelijk te behandelen in box 3 ligt namelijk binnen de ruime beoordelingsmarge die de wetgever heeft, zodat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden. Dat de wetgever andere keuzes had kunnen maken, maakt dat niet anders.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Lees ook het thema Box 3.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 24 februari

34

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen