Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de gemeente de concessie die zij heeft verleend aan een rechtsvoorganger van X niet rechtsgeldig heeft opgezegd. De concessie houdt, gelet op de context en de bewoordingen daarvan, voor de gemeente echter geen privaatrechtelijke gedoogplicht in. De aanslag precariobelasting kan in stand blijven.

Belanghebbende, X, is een drinkwaterbedrijf en levert drinkwater in de gemeente Geertruidenberg. X is het niet eens met een aanslag precariobelasting 2017 van deze gemeente. Het bedrag van de aanslag is na bezwaar € 152.103,96. De gemeente heeft in het verleden een concessie verleend aan de rechtsvoorganger van X. In geschil is of de concessie rechtsgeldig is opgezegd en zo nee, of deze een privaatrechtelijke gedoogplicht inhoudt die aan de heffing van precariobelasting in de weg staat.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de gemeente de concessie die zij heeft verleend aan een rechtsvoorganger van X niet rechtsgeldig heeft opgezegd. De rechtbank sluit zich daarbij aan bij hetgeen de civiele kamer hierover heeft geoordeeld (Rb. Zeeland-West-Brabant 21 juli 2021, C/02/361637/HA ZA 19-485, ECLI:NL:RBZWB:2021:3659). De concessie houdt, gelet op de context en de bewoordingen daarvan, voor de gemeente echter geen privaatrechtelijke gedoogplicht in. Dat betekent dat de gemeente bevoegd is op te treden tegen de aanwezigheid van kabels en leidingen in gemeentelijke gronden en de heffingsambtenaar van de gemeente bevoegd is een aanslag precariobelasting aan X op te leggen. Aan het voorgaande doet niet af dat de gemeente X heeft aangeschreven de concessie op te zeggen (onder andere) omdat deze mogelijk aan de heffing van precariobelasting in de weg staat. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 228

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 9 maart

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen