De heer X exploiteert sinds 1964 twee winkels - een boekhandel en een kledingzaak - in één pand. Zijn op huwelijkse voorwaarden gehuwde echtgenote werkt mee in de onderneming, die voorheen van haar ouders was. De parterre van het pand is in gebruik in de onderneming. De eerste en tweede verdieping gebruiken X en zijn echtgenote als woning. De juridische eigendom van het pand berust vanaf 1966 bij de echtgenote, terwijl X het pand vanaf dat jaar op de balans heeft staan. In 2002 staakt X de onderneming. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat X in weerwil van de huwelijkse voorwaarden toch de economische eigenaar van het pand is. Het verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de boekwaarde behoort tot de stakingswinst. Hof 's-Gravenhage oordeelt echter dat de echtgenote zeer gehecht was aan het pand dat van haar ouders was geweest en dat X de economische eigendom niet door een enkel wilsbesluit kan hebben verkregen. X had het pand ten onrechte op de balans staan en hoeft dus niet af te rekenen over de meerwaarde. X moet de schade die de Belastingdienst door de afschrijvingen heeft geleden, alsmede het renteverlies wel compenseren. Deze redelijke tegemoetkoming wordt in goede justitie vastgesteld op een bijtelling in 2002 van € 70.000. X gaat in cassatie.
Advocaat-Generaal Niessen is ambtshalve van mening dat op grond van de foutenleer de stille reserve van het pand moet worden belast tot ten hoogste het bedrag van de onterecht genoten afschrijvingen. Fouten ten aanzien van de overige voordelen, zoals de vermogensaftrek en het rentevoordeel, kunnen echter niet op grond van de foutenleer worden gecorrigeerd. Deze voordelen komen wel in aanmerking bij de becijfering van de eventueel door X van de inspecteur te verkrijgen redelijke tegemoetkoming. X lijdt namelijk door de onderhavige vrijval van de stille reserve - en mogelijk een deel van de fiscale oudedagsreserve - een progressienadeel. De A-G concludeert tot gegrondverklaring en verwijzing.