X is tot april 2016 in loondienst. In september 2014 start een strafrechtelijk onderzoek, waaruit volgt dat zijn loon over 2014, 2015 en 2016 ontoereikend is om zijn contante uitgaven te verklaren. X beschikt over een huurappartement in Spanje en heeft diverse personenauto's op zijn naam staan. X blijkt in Blackberry-telefoons en kiloblokken cocaïne te hebben gehandeld en voor dit laatste is hij inmiddels strafrechtelijk veroordeeld. In geschil zijn de aanslagen IB/PVV over 2014, 2015 en 2016.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X voor 2014 en 2015 niet de vereiste aangiften heeft gedaan, zodat de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. De inspecteur baseert zich op een door de politie opgesteld proces-verbaal waaraan hij de uitgaven ontleent die X moet hebben gedaan. De schatting van het inkomen is redelijk. Voor 2016 maakt de inspecteur het door hem gestelde inkomen niet aannemelijk. Het inkomen van 2016 wordt verlaagd tot € 30.750, zijnde de inkomsten die X volgens de strafzaak uit de handel in cocaïne heeft genoten. De beroepen ten aanzien van 2016 zijn gegrond.
Wetingang:
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 27E
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 8 december
Informatiesoort: VN Vandaag