Hof Den Haag beslist dat er sprake is van een dienstbetrekking tussen "Kamerverhuurbedrijf" X bv en de prostituees die bij haar een kamer huren. De naheffingsaanslag loonheffingen wordt gehandhaafd.

Belanghebbende, X bv, exploiteert een onderneming die bij de KvK staat ingeschreven als "Kamerverhuurbedrijf". X bv bezit de vereiste vergunningen voor het exploiteren van een sexinrichting. De in de onderneming van X bv werkzame prostituees beschikken niet over een vergunning. Volgens de inspecteur is er sprake van een dienstbetrekking tussen X bv en de dames die bij haar een kamer huren. In geschil is de naheffingsaanslag loonheffingen over het jaar 2008. Rechtbank Den Haag verklaart het beroep van X bv ongegrond. Volgens de rechtbank wordt er voldaan aan de drie criteria voor de aanwezigheid van een dienstbetrekking: gezagsverhouding, persoonlijke arbeid en de verplichting tot het betalen van loon. X bv gaat in hoger beroep.

In navolging van de rechtbank beslist Hof Den Haag dat er sprake is van een dienstbetrekking tussen X bv en de prostituees. Aan het vereiste van een gezagsverhouding is voldaan. De huisregels, met name die omtrent de wijze waarop de seksuele diensten worden aangeboden, en de daadwerkelijke uitvoering van de huisregels (plaatsnemen op gescheiden banken, niet praten in de ontmoetingsruimte, om 15:00 uur naar beneden, op vrijdag/zaterdag en zondag aanwezig) duiden erop dat X bv in het kader van de bedrijfsvoering een dusdanig betekenende en overheersende rol heeft dat deze overeenkomt met de mogelijkheden van sturing, controle en toezicht van een werkgever. De prostituees hebben verder geen invloed op het bedrag dat zij van X bv ontvangen per ingeleverd muntje aan het eind van de dag en ook niet op de prijs die de klant betaalt aan X bv. De waarnemingen ter plaatse wijzen uit dat zij niet direct een overeenkomst met de klant sluiten. Ook kunnen de prostituees zich niet zo maar laten vervangen omdat X bv ook eisen stelt aan het voorkomen van de dames en naar mag worden voorondersteld bekendheid met het werk. Het komt er volgens het hof op neer dat zij zich in feite ten opzichte van X bv verbinden om de arbeid persoonlijk te verrichten. Verder verwerpt het hof de stelling van X bv dat de inspecteur ten aanzien van exploitanten die werkzaam zijn in de branche waarin ook X bv werkzaam is en die hebben gekozen voor het opting-in systeem, een begunstigend beleid heeft gevoerd. Begunstigend beleid in die zin dat hij ten aanzien van hen heeft afgezien van het opleggen van naheffingsaanslagen en/of het ten uitvoer leggen van reeds opgelegde naheffingsaanslagen. Het hof laat in het midden of er sprake is van een begunstigend beleid maar beslist dat exploitanten die wel en exploitanten die niet hebben gekozen voor het opting-in systeem, feitelijk en rechtens niet gelijk zijn. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Burgerlijk Wetboek Boek 7 610

Wet op de loonbelasting 1964 2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Hof Den Haag

9

Gerelateerde artikelen