X heeft in 2011/2012 een principeovereenkomst met zijn buurman gesloten tot aankoop van diens woning en tuingrond. De tuingrond kost X € 200.000. De koopovereenkomsten worden in 2014 ondertekend. De woning en de tuin worden 1 februari 2016 geleverd. Een week later levert X de tuingrond aan zijn adviseur voor € 900.000. De verkoopwinst ad € 700.000 verwerkt X niet in zijn aangifte IB/PVV 2016. De inspecteur legt een navorderingsaanslag op en belast de verkoopwinst als resultaat uit overige werkzaamheden.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur een nieuw feit heeft voor de navorderingsaanslag. Daarentegen is er geen sprake van een resultaat uit overige werkzaamheden. Ten tijde van de principeovereenkomst is er geen intentie bij X tot verkoop van de tuingrond. De adviseur is pas in beeld gekomen nadat de koop is gesloten. Dat de tuingrond is aangekocht met het oog op latere verkoop tegen een hogere prijs is niet aannemelijk. Het met de verkoop van de grond behaalde voordeel kon redelijkerwijs niet worden voorzien.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Wet inkomstenbelasting 2001 3.91
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Den Haag