De heer X exploiteert in vof-verband met zijn echtgenote een melkveebedrijf. In 2000 sluiten zij een voorovereenkomst met betrekking tot de oprichting van een bv ten einde hierin hun vof-aandelen op de voet van art. 18 Wet IB 1964 geruisloos in te brengen. Aldus geschiedt en de bv verklaart zich in januari 2001 akkoord met de door de inspecteur gestelde voorwaarden. In april 2002 emigreren X en zijn echtgenote naar Denemarken. Kort daarvoor is een Deens filiaal van de bv ingeschreven in Denemarken. Na een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat de geruisloze inbreng ten onrechte is toegepast en vordert de stakingswinst over 2000 bij X na. Rechtbank Haarlem stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat de onderneming niet is gestaakt, doch slechts is verplaatst (conform HR 9 maart 2010, nr. 08/01448, V-N 2010/15.20). Na de emigratie is de identiteit van de onderneming namelijk wezenlijk dezelfde gebleven. Zo is van belang dat de oude veestapel weliswaar is verkocht, maar dat X ook in Denemarken is blijven werken met Holstein-Frisian-koeien. Het maakt voorts niet uit dat de onderneming in Denemarken veel groter van schaal is. De inbreng in de bv is dus geen onderdeel van een geheel van rechtshandelingen gericht op de overdracht of liquidatie van de onderneming. Het beroep van X is gegrond. De navorderingsaanslag wordt vernietigd.