Hof 's-Gravenhage oordeelt dat belanghebbende er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat bepaalde percelen grond zijn verworven om ze te doen gebruiken in landbouwbedrijven van derden.

Belanghebbende (X) heeft ten doel het creëren en exploiteren van rusthuizen voor oude paarden. Hierbij streeft belanghebbende geen winst na. Op 1 april 2004 verkrijgt belanghebbende 17,5 ha gras- en bouwland met melkquotum, en verpacht grote delen hiervan. Belanghebbende doet hierbij een beroep op de landbouwstructuurvrijstelling (art. 15, eerste lid, onderdeel q, WBR). De inspecteur legt een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op, omdat belanghebbende volgens hem geen recht heeft op de vrijstelling. Rechtbank Haarlem beslist dat belanghebbende de verkregen landerijen niet bedrijfsmatig exploiteert en derhalve geen recht op de vrijstelling heeft. Hof Amsterdam (V-N 2010/6.1.3) oordeelt dat uit de wetsgeschiedenis van de landbouwstructuurvrijstelling blijkt dat het de bedoeling was dat hobbyboeren werden uitgesloten van toepassing van de vrijstelling. Volgens het hof blijkt uit de wetsgeschiedenis niet dat de bedrijfsmatige exploitatie moet zijn gericht op de productie van landbouwproducten. Volgens het hof is er sprake van een verbetering van de landbouwstructuur en exploiteert belanghebbende een agrarische onderneming. Het hof stelt belanghebbende in het gelijk en vernietigt de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting. De Hoge Raad (4 maart 2011, nr. 10/04554, V-N / 2011/16.20) oordeelt dat het hof een onjuiste opvatting van het begrip "bedrijfsmatige exploitatie" heeft gehanteerd. De Hoge Raad geeft aan dat het begrip bedrijfsmatige exploitatie moet worden uitgelegd conform het arrest van 12 november 1980, nr. 20136 (BNB 1980/339): er is sprake van bedrijfsmatige exploitatie wanneer met een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid aan het maatschappelijk productieproces wordt deelgenomen met het oogmerk om daarmee winst te behalen. Vervolgens oordeelt de Hoge Raad dat voor de percelen die belanghebbende zelf gebruikt, geen sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie, omdat de doelstelling van belanghebbende niet is gericht op het genereren van opbrengsten. Ten aanzien van de percelen die belanghebbende aan derden verhuurt, kan wel sprake zijn van bedrijfsmatige exploitatie. De Hoge Raad heeft de zaak naar Hof 's-Gravenhage verwezen om uit te zoeken in hoeverre voor deze percelen wordt voldaan aan de voorwaarden van de landbouwstructuurvrijstelling.

Hof 's-Gravenhage oordeelt dat belanghebbende er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat die bepaalde percelen grond zijn verworven om ze te doen gebruiken in landbouwbedrijven van derden. Het hof overweegt daarbij dat het niet in de doelstelling van belanghebbende past om landerijen te verwerven met de bedoeling deze te doen gebruiken in landbouwbedrijven van derden. Verder overweegt het hof dat de verpachting heeft plaatsgevonden om het melkquotum te kunnen vervreemden. Volgens het hof heeft een en ander slechts plaatsgevonden in afwachting van eigen gebruik door belanghebbende en dus niet met de bedoeling om deze te doen gebruiken in landbouwbedrijven van derden. Belanghebbende heeft dan ook geen recht op de vrijstelling.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingrecht algemeen, Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Hof 's-Gravenhage

5

Gerelateerde artikelen