X bv doet BPM-aangifte voor twee auto's. Na bezwaar volgen teruggaven omdat de registratie van de kentekens later heeft plaatsgevonden dan vijf (werk)dagen na de aangiften. In geschil is of X bv vanwege deze extra leeftijdskortingen recht heeft op vergoeding van haar bezwaarkosten. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is gesteld noch gebleken dat de termijn van vijf dagen te kort zou zijn voor het tenaamstellen van een auto na het op aangifte voldoen van de verschuldigde BPM. Het is X bv zelf die bepaalt wanneer zij de BPM op aangifte voldoet en wanneer zij vervolgens het kenteken op naam doet stellen door de RDW. X bv gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het liquiditeitsnadeel door de vereiste vooruitbetaling niet in strijd is met het EU-recht (zie HvJ EU 17 juni 1998, C-68/96 Grundig Italiana) De teruggaven zijn daarom niet zonder meer terug te voeren op een onrechtmatig handelen van de wetgever. Als iemand de BPM op aangifte voldoet, dan mag in de regel worden aangenomen dat op dat moment ook het concrete voornemen bestaat om de auto daadwerkelijk te gaan gebruiken op de weg in Nederland en vanwege dit concrete voornemen tot tenaamstelling overgaat. Dit is slechts anders als die tenaamstelling door onvoorziene en aan de overheid toe te rekenen omstandigheden langer dan vijf dagen op zich heeft laten wachten. Het beroep van X bv is ook voor het overige ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:15

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 6