Y BV verkrijgt in 2013 voor € 18,5 mln onroerende zaken. Met betrekking tot een van de onroerende zaken worden vervolgens verscheidene werkzaamheden uitgevoerd, voor ruim € 50,5 mln. In 2018 koopt belanghebbende, het Duitse X, de onroerende zaak voor € 217,2 mln. Volgens X is ter zake van de verkrijging geen overdrachtsbelasting verschuldigd, omdat de samenloopvrijstelling van art. 15 lid 1 onderdeel a Wet BRV 1970 van toepassing is. X beroept zich daarbij op een besluit van 16 maart 2017. Volgens X is de verkrijging vrijgesteld van overdrachtsbelasting op grond van de samenloopvrijstelling omdat de levering van het gebouw, zonder toepassing van art. 37d Wet OB 1968, op grond van art. 11 lid 1 onderdeel a sub 1 Wet OB 1968 belast met BTW. Volgens de inspecteur is de levering van het object, afgezien van een paar onderdelen, niet met BTW belast, zodat de samenloopvrijstelling niet van toepassing is. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het gebouw niet is aan te merken als een vervaardigd goed waarvan de ingebruikneming door X ook wordt aangemerkt als de eerste ingebruikneming. Het resultaat van de verbouwing kan niet op één lijn worden gesteld met een nieuw gebouw.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de verbouwing van het pand al met al dusdanig ingrijpend is geweest dat dit heeft geleid tot een situatie waarin in wezen een nieuw gebouw is ontstaan. Het hof wijst daarbij op de ratio legis van de toepasselijke bepalingen: de vrijstelling voor de levering van een gebouw moet strikt worden uitgelegd, omdat die is bedoeld voor leveringen van oude gebouwen die nauwelijks toegevoegde waarde genereren. Verder moet een uitzondering op die vrijstelling ruim worden uitgelegd, omdat het doel is om handelingen te belasten die de waarde van het betrokken goed beoogt te verhogen. Dat het met de wijzigingen in de constructie gemoeide vloeroppervlak in verhouding tot het totale vloeroppervlak relatief klein is, zoals de inspecteur heeft gesteld, is dan verder niet van belang. Het hof hecht meer belang aan het feit dat er wel degelijk constructieve wijzigingen ten opzichte van het oude pand hebben plaatsgevonden, en dan met name de wijzigingen in de stalen constructie, de extra heipalen en de nieuwe schacht. Het gelijk is aan X. X heeft recht op teruggaaf van het restant van de op aangifte voldane overdrachtsbelasting ter hoogte van € 11,2 mln.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Wet op belastingen van rechtsverkeer 15
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Omzetbelasting, Belastingen van rechtsverkeer
Editie: 21 juli
Informatiesoort: VN Vandaag