Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X geen recht heeft op eigenwoningaftrek omdat haar verblijf in Zweden niet tijdelijk is. Dit sluit toepassing van art. 3.111 lid 6 Wet IB 2001 uit.

X heeft de Amerikaanse nationaliteit en woont van 12 november 2019 tot 30 juni 2022 in Nederland. Sinds 15 juni 2020 bezit zij in Nederland een woning. Op 30 juni 2022 verhuist zij naar Zweden en huurt daar een woning. Zij werkt in Zweden voor een werkgever op basis van een contract voor onbepaalde tijd. In 2023 verhuurt zij haar Nederlandse woning niet aan derden en bezit zij geen andere eigen woning. In geschil is of de woning van X in Nederland kwalificeert als eigen woning op grond van art. 3.111 lid 6 Wet IB 2001.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X geen recht heeft op eigenwoningaftrek omdat haar verblijf in Zweden niet tijdelijk is. Dit sluit toepassing van art. 3.111 lid 6 Wet IB 2001 uit. Volgens de inspecteur is sprake van een blijvend verblijf in het buitenland, gezien het contract voor onbepaalde tijd en de langdurige huur. De rechtbank volgt het standpunt van de inspecteur en oordeelt dat het verblijf van X niet tijdelijk is. De Nederlandse woning kwalificeert daarom niet als eigen woning. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.111

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 19 december

Informatiesoort: VN Vandaag

36

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen