Belanghebbende, de heer X, geeft assurantie- en hypotheekadviezen in loondienst bij B bv en is daarnaast voor eigen rekening en risico werkzaam als subagent (onderbemiddelaar) voor dezelfde bv. X ontvangt aldus in 2011 en 2012 een basissalaris van € 413,50 per maand en daarnaast een variabele beloning van 70% van de, na inhouding van de uitgekeerde basisbeloning en gedeeltelijke werkgeverslasten, door hem aangebrachte en binnengekomen omzet. In de IB-aangifte over 2011 geeft X loon uit dienstbetrekking aan van € 18.232 en trekt kosten af door deze als negatief resultaat uit overige werkzaamheden van € 15.921 te verantwoorden. In de aangifte over 2012 is het loon € 30.241 en trekt X zijn kosten af door een negatief loon van € 16.287 op te voeren. Voor beide jaren is in geschil of het inkomen dat X van B bv heeft ontvangen kwalificeert als loon uit dienstbetrekking of als resultaat uit overige werkzaamheden, en daarmee samenhangend of X zijn kosten kan aftrekken. Voor 2012 is ook in geschil of de inspecteur beschikt over een nieuw feit.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de bemiddelingwerkzaamheden die X voor B bv verricht, aangemerkt moeten worden als werkzaamheden in (fictieve) dienstbetrekking (art. 3-1-c Wet LB 1964). Het is dus niet relevant of X mogelijk voldoende zelfstandigheid bezit ten opzichte van B bv en hij voor eigen rekening en risico actief is. Vanwege de dienstbetrekking is er geen ruimte om kosten af te trekken. De inspecteur was niet verplicht om de post negatief loon in de aangifte over 2012 aan een nader onderzoek te onderwerpen. De inspecteur hoefde namelijk in redelijkheid niet aan de juistheid er van te twijfelen. De ontdekking dat X hierdoor feitelijk kostenaftrek claimde, was een nieuw feit. De navorderingsaanslag over 2012 is dus terecht. De beroepen van X zijn ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 3
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 2 september