De Hoge Raad beslist dat een in Nederland wonende werkneemster bij Europol geen recht heeft op het premiedeel van de heffingskortingen.
Belanghebbende, X, woont heel 2012 in Nederland en werkt bij Europol. Het loon dat X van Europol geniet, is vrijgesteld van Nederlandse belastingheffing. Bovendien is X niet verplicht verzekerd voor de volksverzekeringen en in Nederland geen premie verschuldigd. X heeft voor het jaar 2012 aangifte ib/pvv gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 0 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.034. Bij het vaststellen van de aanslag ib/pvv 2012 is de verschuldigde inkomstenbelasting berekend op € 4510 en alleen verminderd met het belastingdeel van de gecombineerde heffingskorting (€ 359). In geschil is of X ook recht heeft op het premiedeel van de gecombineerde heffingskorting. Het beroep en hoger beroep van X worden ongegrond verklaard. In cassatie betoogt X dat zij de haar volgens de artikelen 8.9 en 8.9a Wet IB 2001 toekomende verhoging van de gecombineerde heffingskorting tot een bedrag van € 4510 moet kunnen effectueren.
De Hoge Raad overweegt dat X in het jaar 2012 niet verzekerd en premieplichtig is voor de volksverzekeringen. Uit art. 12 lid 1 Wfsv volgt dan dat X geen recht heeft op de premiedelen van de gecombineerde heffingskorting. De gecombineerde heffingskorting van X is beperkt doordat zij in Nederland niet verzekerd is voor de volksverzekeringen en is dus niet beperkt door art. 8.8 Wet IB 2001. Aan de toepassing van de artikelen 8.9 en 8.9a Wet IB 2001 wordt daarom niet toegekomen. Het beroep in cassatie van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Wet inkomstenbelasting 2001 8.9a
Wet inkomstenbelasting 2001 8.9
Wet inkomstenbelasting 2001 8.8
Wet inkomstenbelasting 2001 2.7
Wet financiering sociale verzekeringen 12
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht, Premieheffing
Instantie: Hoge Raad
Editie: 12 november