Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het taxatierapport zo summier is dat er geen reden is om voor de kosten ervan een aparte proceskostenvergoeding toe te kennen.

Belanghebbende, X, maakt met behulp van adviesbureau WOZ-specialisten bezwaar tegen de WOZ-waarde van zijn woning. Het adviesbureau dient een bezwaarschrift in en laat een gelieerd bedrijf een taxatierapport opstellen. De gemeente komt volledig aan het bezwaar tegemoet. X krijgt een vergoeding van de kosten van door een derde verleende rechtsbijstand (€ 218). In geschil is of X ook in aanmerking komt voor een vergoeding van de taxatiekosten. Rechtbank Breda beantwoordt deze vraag bevestigend en oordeelt dat de gemeente een bedrag van € 275 moet vergoeden. Voor de beroepsfase ontvangt X van de rechtbank een proceskostenvergoeding van € 712 en restitutie van het griffierecht van € 41. In hoger beroep stelt X dat de vergoeding voor deskundigenbijstand moet worden vermeerderd met 19% btw tot € 327,25. De heffingsambtenaar stelt incidenteel hoger beroep in en betoogt dat een vergoeding voor deskundigenbijstand in het geheel niet aan de orde is.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het taxatierapport zo summier is dat er geen reden is om voor de kosten ervan een aparte proceskostenvergoeding toe te kennen. Het rapport kan niet worden aangemerkt als door een specifiek ter zake deskundige te zijn opgesteld en is volgens het hof niet meer dan een ondersteunende partijproductie. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat a) opdrachtgever (WOZ-specialisten) en opdrachtnemer ten tijde van de opdracht aan elkaar gelieerd waren, b) dat het rapport binnen één dag is voltooid, c) dat het gaat om een bureautaxatie, zoals blijkt uit het getuigenverhoor door het hof en d) dat de twee vergelijkingswoningen zijn ontleend aan de NVM database. Het hof oordeelt dat de kosten van het rapport moeten worden geacht te zijn verdisconteerd in de door de gemeente aan X voor de bezwaarfase toegekende forfaitaire kostenvergoeding. Het hof verklaart het principale hoger beroep van X ongegrond en het incidentele hoger beroep van de heffingsambtenaar gegrond. Het beroep in eerste aanleg wordt alsnog ongegrond verklaard en de daarmee komt de proceskostenvergoeding van € 712 en de restitutie van het griffierecht te vervallen.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

3

Gerelateerde artikelen