In de woning van X is mogelijk betonrot aanwezig. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat dit niet tot een verlaging van de WOZ-waarde kan leiden omdat de referentiewoningen in dezelfde situatie verkeren.

X is eigenaar van een woning in de gemeente Binnenmaas. Hij verschilt met de gemeente van mening over de hoogte van de WOZ-waarde.

Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de gemeente bij de waardering van de woning van X voldoende rekening heeft gehouden met de mogelijke aanwezigheid van betonrot en de mogelijke toekomstige kosten die dit meebrengt. Alle vergelijkingspanden zijn gebouwd in de periode waarin gebruik is gemaakt van betonnen vloerelementen die het risico dragen van betonrot. De gemeente heeft in 2001 alle eigenaren van woningen met risico van betonrot hierover geïnformeerd en deze eigenaren zijn bij een eventuele verkoop ook verplicht om de koper te informeren. Het hof acht daarom aannemelijk dat de kopers van de vergelijkingspanden met deze wetenschap de koopsom hebben betaald. In het bijzonder geldt dit voor de koper van a-straat 2, die getrouwd is met de dochter van de eigenaar van a-straat 3. De gemeente heeft namelijk onweersproken gesteld dat deze persoon regelmatig in WOZ-procedures, met het argument van betonrot een lagere waarde bepleit. X heeft nog gesteld dat de gemeente geen rekening heeft gehouden met de waarderingsinstructie van de Waarderingskamer. Het hof overweegt dat de waarderingsinstructies richtlijnen zijn, maar dat de toetssteen is de waarde als bedoeld in art. 17 lid 2 Wet WOZ. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof 's-Gravenhage

3

Gerelateerde artikelen