De Voorzieningenrechter van Hof Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat er een spoedeisend belang is – zoals een financiële noodsituatie – om te voorkomen dat zich een onomkeerbare situatie zal voordoen.

X is ondernemer en heeft twee nationaliteiten. Naar aanleiding van zijn IB-aangifte over 2016 heeft de inspecteur diverse correcties aangebracht. Rechtbank Den Haag heeft de beroepen deels gegrond verklaard. In hoger beroep vraagt X om een voorlopige voorziening met betrekking tot de door de inspecteur te overleggen gedingstukken, zodat de geheimhoudingskamer hierover ook een oordeel kan vellen. Bij de Rechtbank Rotterdam heeft X ook een procedure aanhangig gemaakt, omdat hij inzage in de FSV-databank wil hebben. De onderhavige hoger beroepen zouden volgens X pas kunnen beginnen als de inspecteur alle gedingstukken heeft overgelegd en als inzage in de FSV-databank is verkregen.

De Voorzieningenrechter van Hof Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat er een spoedeisend belang is – zoals een financiële noodsituatie – om te voorkomen dat zich een onomkeerbare situatie zal voordoen. X en zijn gemachtigde hebben daarnaast inmiddels al ten kantore van de inspecteur inzage in het dossier gehad en hieruit een aantal stukken gekopieerd. Het verzoek om inzage mist dus feitelijke grondslag. Bovendien moet uiteindelijk de bodemrechter oordelen of de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd en of partijen nog stukken moeten inbrengen. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:84

Algemene wet bestuursrecht 8:81

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 12 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen