X maakt bezwaar tegen de WOZ-beschikking en de aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2022, vastgesteld op € 777.000. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar ongegrond. X stelt beroep in bij de Rechtbank Den Haag, die het beroep ongegrond heeft verklaard. Y stelt vervolgens hoger beroep in bij Hof Den Haag namens X. Het hof verzoekt Y om een recente machtiging en een kopie van een geldig identiteitsbewijs van X te overleggen, maar Y weigert aan dit verzoek te voldoen. Tijdens de zitting legt Y geen nieuwe machtiging over. In geschil is of Y deugdelijk gemachtigd is om namens X hoger beroep in te stellen.
Hof Den Haag oordeelt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is omdat Y geen recente machtiging en kopie van een geldig identiteitsbewijs van X heeft overgelegd. Het hof heeft gerede twijfel aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van Y, mede gelet op eerdere jurisprudentie en de omstandigheden van de zaak. De door Y overgelegde doorlopende volmacht is onvoldoende om de vertegenwoordigingsbevoegdheid aan te tonen. Het hof stelt dat een recente machtiging noodzakelijk is om te voorkomen dat rechtsmiddelen worden aangewend zonder instemming van de volmachtgever. Y's hoger beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26a
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 12 mei
Informatiesoort: VN Vandaag