Belanghebbende (X) woont sinds 1984 in Nederland en ontvangt sinds 1979 een Duitse invaliditeitsrente. Zij stelt dat ze recht heeft op een vrijstelling van de AWBZ-premie, ondanks het feit dat de BVA uit Berlijn niet een verklaring heeft afgegeven waarmee belanghebbende zich tot het College van Zorgverzekeraars (CVZ) kan wenden om vrijstelling voor de Nederlandse sociale verzekeringen te krijgen. Volgens belanghebbende is zij altijd in Duitsland verzekerd geweest. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de AWBZ-premie terecht is geheven omdat het CVZ geen beschikking heeft afgegeven waarbij aan belanghebbende een vrijstelling voor deze premie is verleend. Het hof overweegt hierbij dat belanghebbende van de Duitse autoriteiten geen verklaring heeft gekregen waarmee zij bij het CVZ een vrijstelling kan aanvragen. Het staat het hof dan niet vrij – bij het ontbreken van een beslissing van het CVZ – om de vrijstelling toe te passen, omdat de vrijstelling alleen door het CVZ kan worden verleend. Het gelijk is aan de inspecteur.
Gerelateerde artikelen
De Kennisgroep loonheffing algemeen heeft standpunt premie sociaal fonds inhouden op brutoloon (KG:204:2023:2, V-N 2023/20.19.14) ingetrokken, omdat deze overbodig is gebleken gezien standpunt KG:204:2022:8.
PVV-heffing kan volgens A-G niet meer worden bestreden bij IB-navorderingsaanslag
Advocaat-generaal Pauwels bevestigt het oordeel van het hof dat de navorderingsaanslag niet kan worden verminderd voor zover teveel premie zou zijn geheven bij de aanslag. De A-G is het niet eens met X dat de inspecteur de premie opnieuw aan de orde heeft gesteld met de navorderingsaanslag.
Geen tijdsevenredig maximum premie-inkomen bij overlijden (art. 81 Wet RO)
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat het een bewuste keuze van de wetgever is geweest om overlijden uit te sluiten van de tijdsevenredige verlaging van het maximum premie-inkomen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
SVB weigert terecht afgeven A1-verklaring: Belgische wetgeving van toepassing (art. 81 Wet RO)
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de SVB terecht geen A1-verklaring aan X heeft afgegeven. X woonde ten tijde van de aanvraag namelijk in België, zodat het aan België is om de toepasselijke wetgeving vast te stellen, ook voor een situatie in het verleden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).