Hof Arnhem oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk maakt dat hij en Y ten tijde van de aankoop van het pand voornemens waren een gedeelte van het pand zelf te gaan bewonen.

Belanghebbende (X) exploiteert – vanaf 1 januari 1983 in vof-verband met Y – een biljartcafé. Belanghebbende huurt daartoe een deel van een pand van D. In 1982 doen de erven D belanghebbende het aanbod om het gehele pand te kopen. Het pand betreft onder andere een cafégedeelte en twee daarboven gelegen (verhuurde) woningen. De bovenwoningen hebben ieder een eigen opgang en geen doorgang naar het café. Belanghebbende koopt op 3 maart 1983 dit deel van het pand en rekent het tot het ondernemingsvermogen. Bij het aangaan van de vof heeft belanghebbende zich de stille reserves voorbehouden. In 2007 verzoekt belanghebbende de vermogensetikettering op grond van de foutenleer te herstellen. Volgens belanghebbende zijn de woningen namelijk ten onrechte tot het ondernemingsvermogen gerekend. De inspecteur is echter van mening dat er geen sprake is van een onjuiste vermogensetikettering. Rechtbank Arnhem oordeelt dat de bovenwoningen tot belanghebbendes keuzevermogen behoorden en dat belanghebbende de grenzen der redelijkheid niet heeft overschreden door ze tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen. De aanslag blijft in stand. Hof Arnhem oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk maakt dat hij en Y ten tijde van de aankoop van het pand voornemens waren een gedeelte van het pand zelf te gaan bewonen. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 17 september 2010, nr. 09/00332 (BNB 2011/3) geeft het hof aan dat de grenzen der redelijkheid worden overschreden als een juridisch niet in appartementsrechten gesplitst pand tot het ondernemingsvermogen wordt gerekend als dat gedeelte zelfstandig rendabel is te maken en vaststaat dat het door de belastingplichtige uitsluitend ter voorziening in zijn woonbehoefte zal worden gebruikt en dat het niet op enigerlei wijze dienstbaar zal zijn aan de onderneming. Ook wijst het hof er nog op dat belanghebbende zijn keuze had kunnen herzien op het moment dat een deel van het pand uitsluitend nog diende ter voorziening in de eigen woonbehoefte. Van deze mogelijkheid heeft belanghebbende echter geen gebruik gemaakt. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem

1

Gerelateerde artikelen