X is eigenaar van een pand bestaande uit diverse opslagunits. De onroerende zaak is bekend als a-straat 1-1. In eerste instantie, op 28 februari 2009, legt de heffingsambtenaar van de gemeente Hengelo een WOZ-beschikking 2009 op voor het adres a-straat 1. In de bezwaarfase blijkt dat niet sprake is van één maar van vier verschillende WOZ-objecten waaronder namelijk a-straat 1 en a-straat 1-1. De heffingsambtenaar corrigeert de objectafbakening in zijn uitspraak van 7 april 2010. Daaraan voorafgaand, namelijk per beschikking van 31 oktober 2009, legt de heffingsambtenaar aan X de thans in geschil zijnde WOZ-beschikking en OZB-aanslag 2009 op voor het adres a-straat 1-1 tegen een waarde van € 825.000. In bezwaar verlaagt de heffingsambtenaar deze waarde naar € 509.000. X stelt dat de WOZ-beschikking en aanslag OZB van 31 oktober 2009 vernietigd moeten worden omdat deze al opgelegd zijn voordat de objectafbakening op 7 april 2010 is aangepast.
Hof Arnhem oordeelt dat de heffingsambtenaar voor het juist afgebakende object a-straat 1-1 een nieuwe aanslag mocht opleggen hoewel de oorspronkelijke, foutieve beschikking nog niet was vernietigd. De Hoge Raad heeft overwogen dat de heffingsambtenaar, wanneer tegen de aanvankelijk gegeven beschikkingen een rechtsmiddel is aangewend binnen de aanslagtermijn van art. 11 AWR – eventueel tot behoud van rechten –, voor het juist afgebakende object nieuwe aanslagen OZB mag opleggen (HR 9 mei 2003, nr. 35 987, BNB 2003/270). Deze jurisprudentie geldt volgens het hof ook in het onderhavige geval waarin het object aanvankelijk te ruim is afgebakend. Het hof acht van belang dat er uiteindelijk geen sprake is van dubbele belastingheffing. Het hof verlaagt vervolgens zelf de waarde verder naar € 365.000. Het hoger beroep van X is gegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem