Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij kosten heeft gemaakt tot verwerving, inning en behoud van zijn Participatiewet-uitkering. X heeft de door hem gestelde telefoonkosten, reiskosten en kosten voor het ondernemingsplan niet aangetoond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

X ontvangt van de gemeente een uitkering op grond van de Participatiewet van € 15.269. In zijn IB-aangifte vermeldt X een uitkering van € 13.719. De inspecteur corrigeert, na een onderzoek naar het Bbz-traject dat X heeft afgelegd, de aangifte. Hij neemt een uitkering van € 15.269 in aanmerking. X stelt dat hij kosten heeft gemaakt in verband met het Bbz-traject en om beslaglegging op de uitkering te voorkomen.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2021/49.1.1) oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij kosten heeft gemaakt tot verwerving, inning en behoud van zijn Participatiewet-uitkering. Uit de door de inspecteur verstrekte informatie blijkt dat X niet de door hem gestelde telefoonkosten, reiskosten en kosten voor het ondernemingsplan heeft gemaakt. Aangezien de kosten niet op X drukken, kan hij ze ook niet in aftrek brengen. Voor de incasso- en advocaatkosten geldt dat dit geen kosten zijn die zijn gemaakt tot verwerving, inning en behoud van de uitkering. Die kosten hebben betrekking op het sluiten van een betalingsregeling ter voorkoming van een derdenbeslag op de uitkering. Een eventueel derdenbeslag laat het recht op de uitkering zelf onverlet. De aanslag blijft in stand.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

(Na conclusie van A-G Niessen in V-N 2022/32.4)

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.108

Wet inkomstenbelasting 2001 3.101

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

7

Gerelateerde artikelen