Erflaatster heeft in het jaar 2006 percelen cultuurgrond aan een projectontwikkelaar verkocht voor € 1.982.937,50, met onder meer een nabetaling van € 50 per m² bij wijziging van het geldende bestemmingsplan voor woningbouw. In de aangifte ib/pvv voor het jaar 2008 heeft erflaatster niets aangegeven betreffende deze voorwaardelijke vordering genoemd in de leveringsakte. De aanslag is opgelegd overeenkomstig de ingediende aangifte. Tijdens de beoordeling van de aangifte ib/pvv over het jaar 2009 is de inspecteur bekend geworden met deze leveringsakte. Hij laat vervolgens de percelen taxeren om de waarde van de voorwaardelijke vordering te bepalen. Dit leidt tot een correctie van de rendementsgrondslag in box 3. In geschil is de naar aanleiding daarvan opgelegde navorderingsaanslag ib/pvv over het jaar 2008 waartegen belanghebbenden, de erven X, in beroep komen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant is van mening dat geen sprake is van een ambtelijk verzuim. Er is sprake van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Volgens de rechtbank hebben beide partijen de door hen voorgestane waarde van de nabetalingsvordering niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank bepaalt de waarde in goede justitie. Dit leidt tot vermindering van de navorderingsaanslag. Het beroep is gegrond. De erven X komen in hoger beroep. Enkel in geschil is of de navorderingsaanslag, na vermindering door de rechtbank, tot het juiste bedrag is opgelegd.
Volgens Hof 's-Hertogenbosch hebben de inspecteur noch de erven X de door hen bepleite waarde van de nabetalingsvordering aannemelijk gemaakt. Het hof bepaalt de waarde van de nabetalingsvordering in goede justitie. Het hof ziet geen reden om bij het bepalen van die waarde af te wijken van de door de rechtbank in goede justitie bepaalde waarde. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch