Belanghebbende, X, is eigenaar van een voormalige watertoren uit 1909. Het object heeft een diameter van 7 meter en een hoogte van ongeveer 47 meter. Het betreft een rijksmonument met als bestemming watertoren. Op het object rust een kettingbeding dat wonen en milieuonvriendelijke activiteiten onmogelijk maakt. De watertoren is verstoken van waterleiding en riolering. De gemeente heeft de WOZ-waarde 2007 (waardepeildatum 1 januari 2005) vastgesteld op € 306 000 en deze waarde in bezwaar gehandhaafd. In beroep en in hoger beroep verdedigt de gemeente een waarde van € 106 000. Rechtbank Dordrecht oordeelt dat de gemeente de waarde van € 106 000 voldoende aannemelijk heeft gemaakt via verkoopgegevens van andere watertorens in de regio. Hof 's-Gravenhage oordeelt anders dan de rechtbank dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de watertoren € 106 000 waard is en overweegt daarbij als volgt. Het taxatierapport van de gemeente vermeldt een verkoopcijfer van een watertoren uit 2000. Hoewel deze watertoren overeenkomsten vertoont met de toren van X, valt uit het rapport noch uit de toelichting die de gemeente heeft gegeven op te maken of, en zo ja, in hoeverre met de verschillen tussen beide torens rekening is gehouden. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de gebruiksmogelijkheden van de toren van X zeer beperkt zijn. De vraagprijs van de toren is niet geschikt om de WOZ-waarde te onderbouwen omdat deze erg hoog is vastgesteld om nieuwsgierigen af te schrikken die alleen uit zijn op bezichtiging van de toren. Volgens het hof maakt X op zijn beurt evenmin aannemelijk dat de waarde van de toren € 10 000 bedraagt. Het hof stelt de waarde daarom in goede justitie vast op € 40 000.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof 's-Gravenhage
Editie: 13 februari