Belanghebbende, X, maakt per brief van 15 juni 2009 bezwaar tegen een aanslag IB/PVV die als dagtekening heeft 25 maart 2009. De belastingdienst verklaart het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk. X stelt dat hij het aanslagbiljet nooit heeft ontvangen en dat hij meteen na ontvangst van de betalingsherinnering op 9 juni 2009 bezwaar heeft gemaakt.
Hof Amsterdam oordeelt dat X voldoende heeft gesteld om het vermoeden dat hij het aanslagbiljet heeft ontvangen, te ontzenuwen. X heeft de ontvangst van het aanslagbiljet herhaaldelijk en consistent ontkend. Deze ontkenning is geloofwaardig aangezien X tegen de aanslagen van de twee voorgaande jaren – waar dezelfde problematiek speelt – wel tijdig bezwaar heeft gemaakt. Dat X op informatieverzoeken van de inspecteur traag heeft gereageerd acht het hof van minder belang aangezien veel van deze verzoeken aan zijn (voormalige) gemachtigde waren gericht en een termijnoverschrijding hier bovendien niet fataal is (anders dan bij de bezwaartermijn). Conclusie is dat X de ontvangst van de aanslag voldoende heeft ontzenuwd. Anders dan de rechtbank oordeelde is het niet nodig dat X aannemelijk maakt dat het aanslagbiljet niet op zijn adres is ontvangen (HR 11 mei 2012, nr. 10/02953, V-N 2012/31.7). De inspecteur op zijn beurt heeft de ontvangst van het aanslagbiljet door X niet met nader bewijs aannemelijk gemaakt. Nu X direct na ontvangst van de betalingsherinnering bezwaar heeft gemaakt, is er sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het hof verklaart het hoger beroep van X gegrond en draagt de inspecteur op om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen.