Hof Amsterdam oordeelt dat de boekhouding van zowel de eenmanszaak van X als de VOF niet kan dienen als grondslag voor de winst- en omzetberekening. Daaraan doet niet af dat X strafrechtelijk is vrijgesproken van het vervalsen van inkoopbonnen.

Belanghebbende, X, drijft een juwelierszaak. Eind 2009 brengt hij de onderneming in een VOF in (met zijn broer, zus en schoonzus als medefirmanten). De broer van X die boekhouder is, vervalst inkoopbonnen. De boekhouding kent ernstige tekortkomingen. De inspecteur neemt geen informatiebeschikking, maar beroept zich wel op omkering van de bewijslast en legt navorderingsaanslagen IB/PVV en naheffingsaanslagen omzetbelasting op met vergrijpboeten.

Hof Amsterdam oordeelt dat de boekhouding van zowel de eenmanszaak van X als de VOF niet kan dienen als grondslag voor de winst- en omzetberekening. Daaraan doet niet af dat X strafrechtelijk is vrijgesproken van het vervalsen van inkoopbonnen. Het hof acht het verder aannemelijk dat de onderneming ten minste een bruto winst van 75% behaald heeft. De niet aangegeven winst is aanzienlijk en aannemelijk is dat X de ernst van de gebreken in de boekhouding kende of zich ervan bewust was. X heeft dus niet de vereiste aangifte gedaan, hetgeen omkering van de bewijslast rechtvaardigt. De schatting van de inspecteur - die gebaseerd is op een bruto winst percentage van 100% - is redelijk. Het hof acht de boeten van 40% passend en geboden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 28 april

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen