X verzoekt in een cassatieprocedure om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Als de griffier het verzoek niet honoreert, betaalt X onder protest.
De Hoge Raad actualiseert zijn eerder gegeven richtlijnen (HR 20 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:354, V-N 2015/12.7) voor situaties waarin wordt verzocht om vrijstelling van griffierecht wegens betalingsonmacht. Een rechtzoekende moet tijdig (vóór het einde van de betaaltermijn) schriftelijk een beroep moet doen op betalingsonmacht, met vermelding van volledige persoonsgegevens en bewijs van inkomen en vermogen (ook van een fiscale partner). Als die gegevens ontbreken, krijgt hij een hersteltermijn. De griffier kan een verklaring ex art. 7b Wet op de rechtsbijstand opvragen of aanvullende informatie opvragen. Betalingsonmacht wordt aangenomen als het (gezamenlijke) netto maandinkomen lager is dan 95% van de bijstandsnorm voor een alleenstaande, en er geen vermogen is om het griffierecht te betalen. Bepalend is de financiële situatie tussen de eerste mededeling van verschuldigdheid en het einde van de betalingstermijn. Als aannemelijk is dat sprake is van betalingsonmacht, deelt de griffier mee dat vooralsnog van griffierecht wordt afgezien, maar op dit oordeel kan worden teruggekomen als gerede twijfel ontstaat. Als de heffing van griffierecht wel wordt voortgezet en dit griffierecht wordt betaald dan wordt dit niet beschouwd als een intrekking van het beroep op betalingsonmacht. In de onderhavige zaak oordeelt de Hoge Raad dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn inkomen onder de 95%-grens lag en wordt het beroep op betalingsonmacht dus afgewezen. Omdat X onder protest had betaald, is het cassatieberoep ontvankelijk, maar de klachten van X falen (art. 81 RO).
Wetingang:
Algemene wet bestuursrecht artikel 8.41
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 10 november
Informatiesoort: VN Vandaag