X heeft voor het jaar 2019 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, waarbij een bedrag van € 145.898 aan onderhoudsverplichtingen niet in aftrek is toegelaten. X maakt bezwaar tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaart het bezwaar ongegrond. X stelt beroep in bij de Rechtbank Noord-Nederland, die het beroep niet-ontvankelijk verklaart wegens termijnoverschrijding. X doet verzet tegen deze uitspraak, maar de rechtbank verklaart het verzet gegrond en vervolgens het beroep niet-ontvankelijk wegens onverschoonbare termijnoverschrijding. X stelt hoger beroep in bij Hof Arnhem-Leeuwarden, maar verschijnt niet op de zitting. In geschil is of de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en, zo dat niet het geval is, of de bestreden aanslag tot het juiste bedrag is opgelegd.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens onverschoonbare termijnoverschrijding. X heeft zijn beroepschrift pas op 18 november 2022 ingediend, terwijl de beroepstermijn eindigde op 10 november 2022. De verhuizing van X en zijn voltijdse baan vormen geen omstandigheden waarin van hem in redelijkheid niet kon worden gevergd om tijdig beroep in te stellen. Het hof acht het ook zeer onwaarschijnlijk dat een medewerker van een steunpunt van de Belastingdienst uitstel verleent voor een beroepsprocedure. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 8:55
Algemene wet bestuursrecht 8:54
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 16 juni
Informatiesoort: VN Vandaag