Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de overeenkomst op grond waarvan managementdiensten door haar worden verricht pas jaren later is opgemaakt en ondertekend.

A-G Ettema is van mening dat X ondanks de wijziging per 1 januari 2020 van art. 6a Uitv.reg. BPM nog steeds kan stellen en aannemelijk kan maken dat de geregistreerde CO2-uitstoot in het Nederlandse kentekenregister niet voldoet aan de eisen van art. 9 Wet BPM 1992.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat vereniging X terecht toepassing van de auteursvrijstelling claimt. Het werk van haar redactieleden valt onder het begrip diensten van een schrijver, omdat een grondige kennis nodig is van de vakgebieden en er wordt intellectuele arbeid verricht.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat DRV-N en BG-V een regresvordering kunnen instellen tegen MP en GF. Dat Denemarken geen rechtsgrondslag kent voor het verkrijgen van een pensioen of een gelijkwaardige prestatie, is niet van belang.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie bevestigt de beslissing van het Gerecht van Sint-Maarten dat de inspecteur terecht geen aanslag premieheffing AOV 2013 aan X heeft opgelegd. De termijnoverschrijding bij het indienen van de aangifte is niet verschoonbaar.

De Hoge Raad oordeelt dat de feitenrechters veel vrijheid hebben bij het bepalen van de proceskostenvergoeding voor WOZ-taxaties. Rechters hoeven afwijkingen van de Richtlijn ook niet te motiveren.

De Hoge Raad oordeelt dat ook een latere nieuwe dienstbetrekking kan dienen als start voor de premiekortingsperiode. Uit de wettekst valt niet af te leiden dat geen recht bestaat op premiekorting als een werkgever een tweede kwalificerende dienstbetrekking aangaat met een werknemer.

De Hoge Raad ziet geen aanleiding om een proceskostenvergoeding toe te kennen voor het incidentele cassatieberoep dat met de intrekking van het principale beroep door de staatssecretaris is vervallen. Voor het ingetrokken principale beroep wordt de staatssecretaris wel veroordeeld in de proceskosten van X.

De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur het EU-rechtelijke verdedigingsbeginsel heeft geschonden en vernietigt de BTW-naheffingsaanslag. Volgens de Hoge Raad heeft de inspecteur X BV namelijk niet tijdig en expliciet van de voorgenomen naheffingsaanslag op de hoogte gesteld.

De vraag of invoer-BTW in aftrek kan worden gebracht en door wie, staat centraal in de beschouwing van Martijn Schippers in het Tijdschrift voor Fiscaal Ondernemingsrecht (TFO). Hoewel dat ogenschijnlijk een simpele vraag is, is de praktijk weerbarstiger, aldus Schippers, die in het dagelijkse leven werkzaam is bij EY en universitair hoofddocent douanerecht aan de Erasmus Universiteit. Het artikel in het TFO is vrij beschikbaar voor de lezers van TaxLive.