Mevrouw X claimt in haar IB-aangifte aftrek van specifieke zorgkosten. Dit wordt door de inspecteur gecorrigeerd, omdat X te kennen geeft niet meer over de betalingsbewijzen te beschikken. In de bezwaarfase claimt X alsnog aftrek voor een dieet. Deze aftrek wordt vervolgens verleend en X krijgt van de inspecteur een bezwaarkostenvergoeding van € 109. Rechtbank Haarlem verhoogt deze vergoeding naar € 118. X gaat in hoger beroep. In geschil is uitsluitend of de rechtbank bij het vaststellen van de proceskostenvergoeding in beroep terecht geen gewicht heeft toegekend aan de conclusie van repliek van X.
Hof Amsterdam oordeelt dat een brief die is ingekomen nadat partijen voor de zitting zijn uitgenodigd niet meer kan worden aangemerkt als een conclusie van repliek. De rechtbank heeft de brief van X aanvankelijk echter wel aangemerkt als een conclusie van repliek. De brief is namelijk als zodanig doorgezonden naar de inspecteur met het verzoek om binnen vier weken te dupliceren. In haar uitspraak is de rechtbank hierop teruggekomen, maar zij heeft dit niet toegelicht. Het verzoek van X om (alsnog) te mogen repliceren, is dus stilzwijgend toegewezen. Aan het indienen van een conclusie van repliek wordt 0,5 punt toegekend, zodat de proceskostenvergoeding in eerste aanleg uitkomt op € 608,75. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75