Belanghebbende, X, ontvangt van de gemeente Borsele een WOZ-beschikking 2010 die betrekking heeft op een woning inclusief een perceel grond. Het geheel is door de gemeente gewaardeerd op € 191.000. In de uitspraak op bezwaar geeft de gemeente aan dat de waarde eigenlijk € 189.000 had moeten zijn, maar dat art. 26a Wet WOZ (Fierensmarge) een waardeverlaging onmogelijk maakt. In beroep stelt X dat de gemeente ten onrechte het perceel grond tot zijn onroerende zaak heeft gerekend. De gemeente erkent dat de objectafbakening fout is - het perceel dat bij derden in gebruik is behoort niet tot de onroerende zaak - maar bepleit handhaving van de waarde van € 191.000. Dit op basis van een taxatierapport dat een waarde van € 197.000 aangeeft voor de woning.
Rechtbank Middelburg oordeelt dat wegens de foutieve objectafbakening de waarde van het perceel grond dient te worden geëlimineerd uit de waardevaststelling. Voor een beoordeling of de uiteindelijk vastgestelde waarde van de woning te hoog is, dient naar het oordeel van de rechtbank de waarde van de woning te worden gesteld op € 186.277, namelijk de waarde van de woning zoals deze bij de beschikking had behoren te worden vastgesteld (€ 184.600), rekening houdend met een verhoging van de waarde met een evenredig deel van de inmiddels afgeschafte Fierensmarge die bij de uitspraak op bezwaar in aanmerking is genomen (€ 1677). De gemeente maakt volgens de rechtbank aannemelijk dat de WOZ-waarde ten minste € 186.277 bedraagt. De rechtbank besluit daarom de waarde te verlagen naar € 186.000. De rechtbank acht het vanwege het verbod op reformatio in peius niet mogelijk de waarde te handhaven op € 191.000.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Middelburg