Belanghebbende, X bv, verleent diensten op het gebied van communicatiemanagement. D is statutair directeur en enig aandeelhouder van X bv en is haar enige werknemer. Naar aanleiding van een boekenonderzoek brengt de inspecteur correcties op het loon aan. Gevolg zijn de in geschil zijnde naheffingsaanslagen loonheffingen waartegen X bv in beroep komt. In geschil is of het in de loonadministratie verantwoorde loon van D in belangrijke mate afwijkt van het gebruikelijke loon, zoals is bedoeld in art. 12a Wet LB 1964, en of het gebruikelijke loon terecht is berekend met toepassing van de afroommethode. Volgens Rechtbank Den Haag maakt de inspecteur niet aannemelijk dat het door X bv aangegeven loon van D, dat aanzienlijk hoger ligt dan het in art. 12a Wet LB 1964 opgenomen normbedrag, in belangrijke mate afwijkt van hetgeen in het economische verkeer gebruikelijk is. De beroepen van X bv zijn gegrond. De inspecteur komt in hoger beroep. Volgens Hof Den Haag is de inspecteur er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat voor soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, in het economisch verkeer een hoger loon gebruikelijk is dan het door X bv voor de tijdvakken 2007, 2009 en 2010 aangegeven en in die tijdvakken aan D uitbetaalde loon. Van belang acht het hof dat er geen andere gegevens over een concreet, in het economische verkeer ter zake van een vergelijkbare dienstbetrekking bedongen loon in het geding zijn gebracht dan die betreffende het door D met X bv overeengekomen loon. Het hoger beroep is ongegrond.
Lees ook het thema over Gebruikelijk loon en verzekeringsplicht DGA.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 12a