Belanghebbende, X, is in 2000 betrokken bij een kavelruil. Voor de kavelruil wordt een beroep gedaan op een vrijstelling van overdrachtsbelasting. In 2005 legt de inspecteur een naheffingsaanslag overdrachtbelasting op, omdat niet aan de voorwaarden voor de vrijstelling zou zijn voldaan. In 2006 meldt de inspecteur dat hij een van zijn standpunten intrekt en in 2011 vernietigt hij uiteindelijk de naheffingsaanslag naar aanleiding van enkele uitspraken in vergelijkbare gevallen. X is het er niet mee eens dat de inspecteur slechts bereid is een forfaitaire proceskostenvergoeding toe te kennen.
Rechtbank Arnhem oordeelt dat het beleid er tot 12 november 2004 uit bestond dat de overdrachtsbelastingvrijstelling werd verleend als de Dienst Landelijk Gebied (DLG) een goedkeurende verklaring afgaf. Vervolgens wijst de rechtbank erop dat de verkrijging van X deel uitmaakte van een door DLG goedgekeurde transactie en dat X er dus op mocht vertrouwen dat de inspecteur ook in zijn geval het beleid van de staatssecretaris zou toepassen. Door de naheffingsaanslag toch op te leggen heeft de inspecteur het vertrouwensbeginsel in ernstige mate geschonden, aldus de rechtbank. Dat de inspecteur hiertoe van hogerhand opdracht heeft gekregen doet hieraan niet af. De rechtbank kent dan ook een integrale proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase aan X toe. Voor de beroepsfase ontvangt X uitsluitend een forfaitaire proceskostenvergoeding.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Rechtbank Arnhem