De Hoge Raad oordeelt dat de douaneautoriteiten een herziening van de douaneaangifte kunnen verlenen als maatregel om één en ander recht te zetten. Er is echter onvoldoende informatie aangeleverd, waaruit blijkt dat het in plaats van het in het vrije verkeer brengen om actieve veredeling gaat.

X BV doet in 2006 en 2007 diverse douaneaangiften voor het in het vrije verkeer brengen van gebruikte vrachtwagens. De vrachtwagens zijn meer dan drie jaar voordat de respectieve douaneaangiften werden gedaan, vanuit de EU naar Israël uitgevoerd. In de aangiften is Israël als land van verzending vermeld en is verzocht om toepassing van een preferentieel 0%-tarief. In 2008 stelt de inspecteur dat niet aan de voorwaarden is voldaan en vordert de verschuldigde douanerechten na. Voor auto's die na vier jaar gebruik in Israël terugkeren, geldt namelijk geen preferentieel tarief. De betreffende uitnodigingen tot betaling staan inmiddels onherroepelijk vast (zie HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:551, V-N Vandaag 2015/519). In juni 2008 verzoekt X BV om herziening van de aangiften. X BV wil deze alsnog wijzigen in de douaneregeling actieve veredeling. Volgens Hof Amsterdam zijn de verzoeken terecht afgewezen. Herziening van een douaneaangifte is namelijk alleen mogelijk voor zover het betreft het wijzigen van gegevens binnen de betrokken douaneregeling, in casu voor het in het vrije verkeer brengen. X BV gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de douaneautoriteiten een herziening van de douaneaangifte kunnen verlenen als maatregel om één en ander recht te zetten. Ondanks dat het hof van een onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan, kan dit niet tot cassatie leiden. Voor de douaneregeling actieve veredeling moet namelijk in elk geval komen vast te staan dat de goederen op het tijdstip van aanvaarding van de aangifte waren bestemd om een of meer veredelingshandeling(en) te ondergaan, welke veredelingshandelingen waren voorgenomen en welke handelingen (uiteindelijk) daadwerkelijk zijn verricht, evenals wat de omstandigheden zijn (geweest) waarin die goederen na de vrijgave voor het vrije verkeer tot het tijdstip van wederuitvoer hebben verkeerd. Dit is echter niet op te maken uit de door X BV aangeleverde informatie. Het beroep van X BV is ook voor het overige ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO). Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X BV wel een immateriële schadevergoeding van € 2000.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Communautair Douanewetboek (CDW) artikel 78

Communautair Douanewetboek (CDW) artikel 114

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden artikel 6

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Douane

Editie: 15 september

Informatiesoort: VN Vandaag

67

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen