De Hoge Raad oordeelt dat het verbod op in- en uitvoerrechten in het handelsverkeer tussen de EU en Israël niet geldt voor alle soorten goederen die tussen een lidstaat van de EU en Israël worden verhandeld. Voor de vrachtwagens die weer naar de EU terugkeren bestaat geen recht op een preferentieel douanetarief.

X bv voert gebruikte vrachtwagens in uit Israël. Bij de invoeraangiften verzoekt X bv om toepassing van een preferentieel tarief van douanerechten op grond van de Overeenkomst EG-Israël. De inspecteur vordert, naar aanleiding van een controle, met utb's douanerechten na. Volgens de inspecteur is het preferentiële tarief niet van toepassing, omdat de gebruikte vrachtwagens oorspronkelijk in de EU waren geproduceerd. Hof Amsterdam oordeelt dat de Overeenkomst alleen van toepassing is op producten van oorsprong uit de EU die in Israël worden ingevoerd en op producten van oorsprong uit Israël die in de EU worden ingevoerd. In cassatie stelt X bv dat tussen de EU en Israël een vrijhandelszone tot stand is gebracht en dat dit betekent dat tussen de EU en Israël geen douanerechten worden geheven voor zover sprake is van een onderling verkeer van goederen die hun oorsprong uit één van beide landen hebben.

De Hoge Raad oordeelt dat het verbod op in- en uitvoerrechten in het handelsverkeer tussen de EU en Israël niet alle soorten goederen betreft die tussen een lidstaat van de EU en Israël worden verhandeld. Volgens de Hoge Raad blijkt uit de Overeenkomst dat EU-lidstaten geen invoerrechten mogen heffen op aangewezen producten van oorsprong uit Israël, en Israël geen invoerrechten mag heffen op aangewezen producten van oorsprong uit de EU. In de Overeenkomst wordt volgens de Hoge Raad niet geregeld hoe de EU producten met oorsprong uit de EU moet behandelen. Volgens de Hoge Raad zijn daarom bij terugkeer van de vrachtwagens in het vrije verkeer van de EU douanerechten verschuldigd naar het gewone (conventionele) tarief, zeker nu de Overeenkomst er niet in voorziet dat voor dergelijke goederen een tariefpreferentie zou gelden. Verder stelt de Hoge Raad vast dat er geen ruimte voor twijfel is, zodat het stellen van prejudiciële vragen niet nodig is. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Douane

Instantie: Hoge Raad

Editie: 16 maart

21

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen