De Hoge Raad oordeelt dat de ambtenaar die de uitnodiging tot betaling aan X bv heeft vastgesteld en uitgereikt, bevoegd was om dit te doen. 

Belanghebbende, X bv, doet in de periode van 22 maart t/m 5 oktober 2007, in opdracht van haar opdrachtgever, aangiften voor het in het vrije verkeer brengen van pijpfittingen met de oorsprong India. Deze aangiften doet zij op eigen naam en voor eigen rekening. Nadat de Minister van Economische zaken X bv heeft geïnformeerd dat de goederen de Chinese oorsprong hebben en dat derhalve antidumpingrechten verschuldigd zijn, bericht X bv de inspecteur dat de aangiften ‘ten onrechte en bij vergissing' op eigen naam en voor eigen rekening zijn gedaan, in plaats van op naam en voor rekening (d.w.z. als directe vertegenwoordiger) van haar opdrachtgever.

De Hoge Raad oordeelt dat de ambtenaar die de uitnodiging tot betaling aan X bv heeft vastgesteld en uitgereikt, bevoegd was om dit te doen. De ambtenaar ontleent deze bevoegdheid aan de mandaatbesluiten van de Minister van Economische Zaken en de algemeen directeur Belastingdienst/Douane. De gebrekkige bekendmaking van het laatstgenoemde mandaatbesluit leidt niet tot nietigheid (vgl. HR 7 maart 2003, nr. 37.702, BNB 2003/181). Verder oordeelt de Hoge Raad dat de inspecteur een uitnodiging tot betaling mag uitreiken, ook wanneer hij eerder aan een andere persoon voor dezelfde schuld een uitnodiging tot betaling heeft uitgereikt en vernietigd. Ten slotte oordeelt de Hoge raad dat na het aanvaarden van de douaneaangifte het vervangen van de persoon van de aangever door een andere persoon niet mogelijk is. Het cassatieberoep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 10.5, 10.9, 10.11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Douane

Instantie: Hoge Raad

Editie: 16 maart

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen