De heer X koopt in 2011 een gebruikte auto in Duitsland. X voldoet € 1.557 aan BPM op aangifte. In geschil is de voldoening op aangifte en of later terecht een naheffingsaanslag van € 1.910 is opgelegd. Na bezwaar is wegens strijdigheid van de 12% regeling met het EU-recht een teruggaaf op de aangifte verleend van € 204 en is de naheffing gehandhaafd. Voorts is € 1 heffingsrente vergoed. Partijen zijn het er inmiddels over eens dat 72% als schade in mindering moet komen op de koerslijstwaarde en dat X terecht een koerslijst heeft gebruikt. De handelsinkoopwaarde is € 12.773. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de naheffing moet worden verminderd tot € 552. De inspecteur moet rente vergoeden over het tijdvak dat aanvangt op de dag na die van de betaling van de onverschuldigde BPM en eindigt op de dag waarop het betreffende bedrag is c.q. wordt terugbetaald. (zie HR 19 december 2014, nr. 13/06055, V-N 2015/2.9). De beroepen van X zijn deels gegrond. Wegens overschrijding van de redelijke termijn krijgt X een immateriële schadevergoeding van € 500. Aangezien de gemachtigde van X een grote hoeveelheid soortgelijke bezwaren heeft ingediend, kon de inspecteur voor de voldoening op aangifte volstaan met een bezwaarkostenvergoeding van € 54,50. Het bezwaar tegen de naheffing is niet samenhangend. De totale (forfaitaire) proceskostenvergoeding voor bezwaar en beroep wordt vastgesteld € 2001,50. Hierop kan de inspecteur de reeds betaalde € 54,50 in mindering brengen.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30f
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 16 maart