Belanghebbende, X, woont in België maar werkt in Nederland als zelfstandig ziekenverzorgster. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur ten onrechte heeft geweigerd X een verklaring arbeidsrelatie (VAR) te verstrekken (Hof 's-Hertogenbosch 7 mei 2010, nr. 09/00477, V-N 2010/37.16). In een nadere uitspraak wijst het hof het verzoek van X om schadevergoeding af op de grond dat niet aannemelijk is dat X schade heeft geleden door de late ontvangst van de VAR (Hof 's-Hertogenbosch 25 april 2014, nr. 09/00477, V-N Vandaag 2014/1008). X stelt in cassatie dat het hof de stelplicht en bewijslast met betrekking tot de schade ten onrechte (geheel) bij haar heeft gelegd.
De Hoge Raad oordeelt dat de bestuursrechter bij een beslissing over een verzoek om schadevergoeding de gebruikelijke regels van stelplicht en bewijslast dient toe te passen. Weliswaar is het de hoofdregel dat de bestuursrechter, bij de beantwoording van de vraag of aanspraak bestaat op schadevergoeding, zo veel mogelijk moet aansluiten bij de criteria die de burgerlijke rechter hanteert bij de afdoening van geschillen over onrechtmatige overheidsdaad. De door de wetgever beoogde aansluiting bij het civiele schadevergoedingsrecht gaat echter niet zover dat de bestuursrechter moet afwijken van de in het bestuursrecht in het algemeen geldende regels omtrent stelplicht en bewijslast. Bovendien brengt het bepaalde in art. 6:97 BW niet mee dat de rechter, bij de beoordeling of er grond is voor het toekennen van schadevergoeding, de overigens gebruikelijke regels van stelplicht en bewijslast buiten toepassing moet laten (zie HR 5 juni 2009, nr. 08/00762, NJ 2009/257). Gelet op het voorgaande heeft het hof zonder schending van een rechtsregel X kunnen belasten met de stelplicht en de bewijslast inzake de door haar gestelde schade.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:73