Belanghebbende, X, geniet een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande. Hij heeft een LAT-relatie met C. X is drie dagen per week bij C en C is drie dagen per week bij X. B&W van Zwolle trekken de uitkering van X in, omdat X en C een gezamenlijke huishouding voeren. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat X en C een gemeen hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en dat er sprake is van een gezamenlijke huishouding. Volgens de Centrale Raad is daarbij niet van belang, als feitelijk wordt samengewoond, dat twee woningen worden aangehouden.
De Hoge Raad oordeelt dat er sprake is van een gezamenlijke huishouding als twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben. De Hoge Raad overweegt hierbij dat, als er sprake is van twee personen aan wie ieder een woning ter beschikking staat, en die ieder afwisselend in deze beide woningen verblijven, ten aanzien van ieder van hen afzonderlijk zal moeten worden beoordeeld in welke van die woningen hij zijn hoofdverblijf heeft. Hierbij is dan van belang in welke van die woningen zich het zwaartepunt van het persoonlijke leven van de betrokkene bevindt. Volgens de Hoge Raad is het dan ook mogelijk dat het hoofdverblijf voor de beide personen niet in dezelfde woning is gelegen. Dit is volgens de Hoge Raad ook mogelijk als deze personen het grootste deel van de tijd gezamenlijk doorbrengen, zelfs indien die situatie in feite is te duiden als samenwonen. Of daarbij sprake is van een LAT-relatie is volgens de Hoge Raad niet van belang. Gezien het bovenstaande is het oordeel van de Centrale Raad onjuist. De Hoge Raad verwijst de zaak terug naar de Centrale Raad.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Sociale zekerheid algemeen, Sociale zekerheid bijstand
Instantie: Hoge Raad
Editie: 16 maart