Rechtbank Den Haag oordeelt dat de BPM-vermindering verplicht moet worden vastgesteld op basis van de forfaitaire tabel.

De heer X doet in januari 2013 BPM-aangifte voor de registratie van een tot personenauto omgebouwde bestelauto. De auto was vanaf juni 2009 als bestelauto geregistreerd. In de aangifte is de BPM berekend met inachtneming van een vermindering die is vastgesteld met behulp van een taxatierapport. In geschil is de aan X opgelegde naheffingsaanslag. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de BPM-vermindering verplicht moet worden vastgesteld op basis van de forfaitaire tabel. X wil subsidiair vergeefs de historische methode (art. 10b Wet BPM 1992) toepassen. De auto is namelijk op het moment van het belastbare feit niet eerder als personenauto gebruikt waardoor ter zake van de registratie wegens de ombouw geen lager bedrag aan belasting kan worden vastgesteld. Zijn stelling dat de auto in 2012 16 dagen op naam van een particulier heeft gestaan en dat de BPM dus ten minste moet worden verminderd met de BPM die reeds door deze eerdere kentekenhouder is betaald, wordt tardief verklaard. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10c

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10b

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 16 maart

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen