De Hoge Raad oordeelt dat X BV als direct vertegenwoordiger geen rechtsmiddelen kan aanwenden ter zake van de op naam van de opdrachtgever uitgereikte uitnodigingen tot betaling.

X BV is een logistiek dienstverlener en doet in die hoedanigheid douaneaangiften voor het in het vrije verkeer brengen van goederen via het aangiftesysteem AGS. In april en met mei 2017 heeft X BV vijf aangiften ingediend in naam en voor rekening van een opdrachtgever. In maart 2018 zijn door de inspecteur uitnodigingen tot betaling uitgereikt op naam van de opdrachtgever. X BV maakt bezwaar tegen deze utb's. In geschil is of haar bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. Volgens Hof Amsterdam kan alleen de opdrachtgever rechtsmiddelen (bezwaar en beroep) aanwenden. Het maakt niet uit dat X BV met de opdrachtgever betalings- en kredietfaciliteiten is overeengekomen. Dit brengt namelijk niet mee dat zij daarmee (ook) rechtstreeks en individueel wordt geraakt door de utb’s. X BV gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt, onder verwijzing naar de rechtsoverwegingen 4.3 tot en met 4.6 van HR 24 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1626, BNB 2024/32, dat X BV als direct vertegenwoordiger geen rechtsmiddelen kan aanwenden ter zake van de op naam van de opdrachtgever uitgereikte uitnodigingen tot betaling. Het aangehaalde arrest ziet op de uitleg van de artikelen 231 en 243 van het Communautair douanewetboek (CDW). Het is buiten redelijke twijfel dat de inhoud en strekking daarvan niet anders is dan de artikelen 44 en 109, lid 2, van het Douanewetboek van de Unie (DWU). Het cassatieberoep van X BV is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene douanewet 243

Algemene douanewet 231

Algemene douanewet 109

Algemene douanewet 44

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Douane

Editie: 14 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

166

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen